Llevar en traer (meebrengen/meenemen) zijn werkwoorden die wat de betekenis betreft erg op op elkaar lijken. Beide werkwoorden geven een actie aan waarbij iets van de ene locatie naar de andere wordt gebracht. Llevar wordt gebruikt als iets naar een andere plaats wordt gebracht dan waar de spreker zich op dat moment bevindt. Traer gebruik je als iets naar de spreker toe wordt gebracht.
Tot zover klinkt dit niet al te ingewikkeld. Het kan echter in sommige gevallen toch wat lastiger zijn om het onderscheid te maken. Dat heeft een aantal redenen; omdat er maar een klein verschil is tussen de betekenissen van deze twee werkwoorden; omdat ze in veel uitdrukkingen worden gebruikt; en omdat ze ook als synoniem gebruikt kunnen worden.
Een aantal voorbeelden waarbij duidelijk wordt hoe de beide werkwoorden in het algemeen worden gebruikt:
Het werkwoord ‘llevar’
Iets of iemand wordt naar een andere locatie gebracht dan waar je je nu bevindt, of waar de spreker zich bevindt.
Le voy a llevar el libro. Ik ga het boek naar hem toe brengen.
(Ik heb het boek, en ik ga naar een andere locatie om het aan iemand anders te geven).
Llevo a mi novio a la fiesta. Ik breng mijn vriend mee naar het feest.
(Mijn vriend is hier, en ik neem hem met me mee naar het feest).
Te van a llevar las cervezas. Ze brengen het bier naar jou.
(Het bier is nu hier, maar ze gaan het naar jou toe brengen).
Het werkwoord ’traer’
Iemand brengt iets vanaf een andere locatie naar jou, of naar de spreker.
(Hij brengt mij de sleutels).
Me va a traer el libro. Hij brengt mij het boek.
(Hij heeft het boek, en hij brengt het naar mij toe, waar ik ook ben).
Mi novio trae unos amigos a la fiesta. Mijn vriend neem een aantal vrienden mee naar het feest.
(Mijn vriend neemt een aantal vrienden mee naar het feest, waar ik al ben).
Trajeron las cervezas. Ze namen het bier mee.
(Ze namen het bier mee naar waar ik was op dat moment).
Andere voorbeelden
Trabajan duramente para llevar/traer el producto del campo a la mesa.
Ze werken hard om het product van het veld naar de tafel te brengen.
Het verschil tussen beide opties is vanuit welk perspectief de persoon praat; het veld (llevar) of de tafel (traer).
Llevar en traer worden tevens gebruikt om uit te drukken wat iets of iemand heeft, bezit, of draagt (kleding).
En español, todas las palabras tienen una sílaba fuerte y muchas de ellas llevan tilde.
In het Spaans hebben alle woorden een deel waar de klemtoon ligt, en in veel gevallen wordt dit aangegeven met een accent (tilde is het geschreven accent op een woord waarmee wordt aangeven waar de klemtoon ligt).
Me gusta llevar faldas, normalmente, sobre todo en invierno.
Ik draag graag rokken, vooral in de winter.
Maar het is ook correct als je traer gebruikt: me gusta traer faldas (ik draag graag rokken).
Je gebruikt llevar en traer ook in de betekenis van iets wat zich in voedsel of in een recept bevindt.
Le pusimos una pancetita y lleva pollo. We stopten er wat spek in, en het bevat kip.
Le quitamos la posible arenita que pueda traer. We halen het beetje zand eruit wat het zou kunnen bevatten.
Llevar | |
---|---|
yo | llevo |
tú | llevas |
él; ella; usted | lleva |
nosotros; nosotras | llevamos |
vosotros; vosotras | lleváis |
ellos; ellas; ustedes | llevan |
Traer | |
---|---|
yo | traigo |
tú | traes |
él; ella; usted | trae |
nosotros; nosotras | traemos |
vosotros; vosotras | traéis |
ellos; ellas; ustedes | traen |
Wil je op leuke wijze Spaans leren en oefeningen doen?
Vul hieronder je naam en e-mailadres in en je kunt met 20 gratis oefening starten!
"*" geeft vereiste velden aan
Ik ben blij met de dagelijkse oefeningen die ik op deze manier heb.
Duidelijke uitleg van llevar y traer.
Ik leer mijzelf Spaans (zelfstudie) en had hieraan behoefte! Snel gelezen, maar de uitleg is HEEL DUIDELIJK!
Nu nog even GOED doorlezen, laten inzinken en eigen maken (veel toepassen), opdat ik vervolgens op gevoel, zonder na te denken, automatisch het juiste werkwoord gebruik.
ANDERS, maar enigszins vergelijkbaar met hoe ik dat in ’t Duits doe met Dativ en Akkusativ in geval van voorzetsels als “in” en “über” (toestand / transitie). Maar nu, i.g.v. transitie, nog even het uitgangspunt van de transitie erbij (plaats/actieve persoon), een beetje zoals in hierhin, dahin.
Dit zijn de eerste gedachten die in mij opkomen, nu nóg een keer doorlezen.
Iedere taal z’n eigen bijzonderheden, maar dát is nu juist zo leuk.
Hihi, moet gaan lukken!
Top uitleg!
Over-duidelijk, zo kan ik de Spaanse taal een beetje onderhouden, na zoveel tijd onderbreking, dank daarvoor