Het gebruik van por en para
Wanneer maak je gebruik van de voorzetsels por of para? Beide woorden kunnen vertaald worden met voor.
Het is echter niet zo dat dat deze woorden altijd met 'voor' vertaald moeten worden.
Er zijn belangrijke verschillen tussen de twee voorzetsels waardoor de ene keer 'por' en de andere keer 'para' gebruikt moet worden.
De samenvatting, in grote lijnen: 'por' geeft de oorzaak aan en 'para' het doel. Met 'por' ga je door- of langsheen en met 'para' ga je er naartoe.
Het gebruik van por
1Om een reden of oorzaak aan te geven:
Ik doe het voor mijn moeder
Waarom deed je dat?
Llegué tarde por el tráfico
Ik kwam laat aan vanwege het verkeer
2Om een bepaalde tijdsduur aan te geven:
Estudié el francés por dos meses
Ik heb gedurende 2 maanden Frans gestudeerd
3Om een vage tijd of plaats (door of via) aan te duiden:
Nos vemos mañana por la tarde
We zien elkaar morgenmiddag
Er zijn hier veel mensen
¿Este tren pasa por Madrid?
Komt deze trein langs Madrid?
Anduve por las calles del Gerona
Ik liep door de straten van Girona
4Om per ... en percentages aan te geven:
Me pagan 20 euros por hora
Ze betalen me 20 euro per uur
Honderd procent
We reizen per vliegtuig
5Wanneer men iets ruilt:
Quiero cambiar estos euros por dólares
Ik wil deze euro’s voor dollars ruilen
Quiero cambiarlo por otro
Ik wil deze ruilen voor een andere
Compré este coche por mil euros
Ik kocht deze auto voor duizend euro
6In vaste uitdrukkingen:
Alsjeblieft, alstublieft
Natuurlijk
Voor het geval dat
In Godsnaam
Het gebruik van para
1Het aangeven van een doel:
¿Para qué necesitas el cuchillo?
Waarvoor heb je het mes nodig?
Lo necesito para cortar la carne
Ik heb het nodig om het vlees te snijden
Este libro es bueno para leer
Dit boek is goed om te lezen
2Het aangeven van een bestemming/richting:
Este regalo es para mi padre
Dit cadeau is voor mijn vader
Salimos para Holanda la semana que viene
We vertrekken volgende week naar Nederland
3Het aangeven van een tijdslimiet of deadline:
Necesito el artículo para el viernes
Ik heb het artikel nodig vóór vrijdag
Voor altijd
4Werken voor:
Mi tía trabaja para la universidad
Mijn tante werkt voor de universiteit
We gaan naar het noorden
We gaan door/via het noorden
Waarom?
Waarvoor?